20 oktober 2005
Reisverhalen Thailand
Hoe Jos en Carla de Thaise
economie voortduwen
Dag 1
Allerlaatste zaken, laatste telefoontjes, was en boodschappen. Om 16.00 uur brengt een vriendin mij samen met de kinderen naar de vertrekhal op Schiphol. Jos komt aanlopen met de grote tas over zijn schouder. Op het vliegveld belt de buurvrouw me nog even en haar dochtertje vraagt of de vakantie leuk is en of ik al op een olifant zit.
De nacht is lang en onrustig. Stewardessen lopen vaak langs met water en halverwege krijgen we een ijsje.
Dag 2
Een vooraf betaalde taxi brengt ons na een half uur wachten bij de douane naar het prima hotel dat we geboekt hebben. Daar aangekomen vraag ik de chauffeur 1000 baht te wisselen, zodat ik hem een fooitje kan geven. Hij wisselt en gaat er vandoor met 500 baht, wat voor een Thai een klein kapitaaltje is.
We gaan al snel wat in de buurt lopen, drinken en verder lopen door kleine straatjes waar mensen bijna letterlijk op straat leven. De was droogt buiten en men kookt buiten, binnen is om te slapen, zo op de vloer met een kussentje.
We zijn te moe om de warmte te verdragen en gaan afkoelen en zwemmen in het hotel. Daarna brengt een taxi ons naar het uiterst luxe Shangri La hotel, waar we op een riverside terras zitten en eten. We geven gelijk een kapitaal uit, niet aan het eten maar aan de biertjes die net zo duur zijn als een hoofdgerecht. ‘U nog een bier mevrouw?’ maar het is heerlijk. In het donker rijden we terug en slapen de klok rond.
Dag 3
Een zakelijke taxichauffeur laat ons afdingen tot de gewone prijs en rijdt ons opnieuw naar hetzelfde hotel waar de koffie peperduur is, maar het uitzicht onbetaalbaar. We nemen vandaar een privelongtailboot door de klongs, het Venetie van Azie. Arm en rijk woont daar door elkaar. Kennelijk is de grond niet zo duur of het is geerfd. Af en toe hele bamboebossen, rijke huizen met veranda’s en hutjes zo arm dat je er niemand verwacht. Heesters met gele of rode bloemen overdekt. Zwaaiende kindertjes. Mannen plukken een kip en spoelen hem af in de rivier.
Na de klongs lopen we wat rond door de buurt rond het Shangri La hotel, rustig op zondag, net lekker. Manden en rieten kooien met kippen. Veelkleurig snoepgoed.
Overal in Bangkok langs de rand van de stoep grote potten met planten en soms water en een waterlelie. Zo houdt men het verkeer gescheiden van de stoep die als woonerf gebruikt wordt. Een bewonderenswaardig voorbeeld van de kunst om te overleven.
We eten in een koel snackbarretje rijst en noedels met kip, vier flessen fris en betalen 2 euro. De zaak heeft aan de ene kant tafeltjes en aan de andere kant rollen zijde. Achterin kun je kleren laten naaien. Er wordt buiten gekookt.
Een taxi die de weg niet weet brengt ons uiteindelijk na een paar keer vragen terug. Gezwollen voeten van de hitte, mijn maag draait, ik moet weer wennen. We gaan eten in de buurt en belanden op een kleine markt waar we op krukjes zittend een bord rijst met diverse thaise gerechten zo uit het stalletje eten. Tuk-tuks rijden me zowat uit mijn sokken, taxi’s en brommers schuiven langs ons. Het is vandaag verkiezingsdag voor het parlement en er mag geen alcohol geschonken of verkocht worden. De taxidriver van vanochtend had de mond vol over de verkiezingen en wees ons op de borden aan wie deugde en wie van de maffia was.
Als we doorlopen belanden we op een enorme toeristenmarkt waar alle nep van de wereld te koop is , tot diploma’s en rijbewijzen aan toe.
Dag 4
Vroeg op want om 06.45 worden we opgehaald voor onze rondreis.
Een aardig Chinees meisje, Fong, zet ons in een busje met een iets jonger echtpaar. Het tweede busje zit vol met jongelui. We rijden anderhalf uur over de hoge tolweg Bangkok uit tot we in een longtailboot stappen die ons door niet zo mooie klongs vaart naar de grote drijvende markt. ‘Alleen fruit of ander eten kopen’ waarschuwt Fong ons. Het is inderdaad weer net het Waterlooplein. Maar het zicht vanaf de kade op de boten vol fruit en groente is erg leuk.
Na een half uur rijden we verder. Jos en de andere man genieten van gevaarlijke inhaalmanoevres, bespreken de rijstijl die anders is dan bij ons en de prijzen van de benzine.
Onderweg uitgebreidde cocosplantages, afgewisseld met verkoopplaatsen van geestenhuisjes, rijstveldjes, benzinestations, verkoop van wasmachines, een opslag van oude fietsbanden zo hoog en groot dat het er al honderd jaar moet liggen. Nog nooit een fiets gezien in Thailand. Cocospulp wordt gebruikt voor de kweek van orchideeen.
We stoppen bij een pottenbakkerij. Fong leidt ons rond en vertelt. De kunstenaars blijven geconcentreerd aan het werk. Potten van klein tot anderhalf tot twee meter hoog. De laatsten worden in zes tot acht fasen opgebouwd.
De bakken zijn voor water(lelies), bomen of planten.
Ik zie perplex toe hoe een man in circa vijf minuten een prachtige bak draait uit een homp klei. Zijn assistente klopt de lucht er uit, kartelt de rand eventueel, en helpt wegdragen.
Anderen decoreren met zwarte of gelere klei randen of door middel van mallen motieven. Bloemen voor de Thai of draken voor de Chinezen. Het is er bloedheet onder het golfplatendak en vrij donker maar de concentratie is hoog.
In een wat ruimere hoek vlakbij een uitgang werkt een jong echtpaar met een kindjevan ongeveer anderhalf jaar. Het kind heeft twee loopfietsjes en een bal. Soms zit het bij de moeder op schoot maar zij werkt gewoon door in hoog tempo, haar armen om het kind heen. We verlaten de werkplaats en gaan naar een grot. Ik blijf buiten naar spelende apen kijken. Jos komt lijkbleek terug, na een kwartier in de hitte en vochtigheid.
De groep gaat naar het floatel en wij worden naar Thon Phum Pha gereden waar we een prima kamer met airco aantreffen.
We eten in het dorpje waar geen mens ons verstaat en zien kans om rijst, bier en vis te krijgen. Bij terugkomst in het hotel drinken we nog een biertje dat de verveelde meisjes ons zowat uit de mond kijken. Opschieten, ze willen duidelijk naar bed en hangen over de tafel.
We slapen als kinderen na de lange vermoeiende dag.
Dag 5
We moeten op tijd op voor de bus. We drinken een nescafe en worden dan één voor één per brommer naar het busstation gebracht. Tot na de bocht blijf ik: oh god oh god oh god zeggen tot vermaak van Jos die alvast een stukje loopt. Wachten op de minibus, wachten in de minibus tot we in Sanglaburi zijn. Neiging tot overgeven. In Sanglaburi gaan we na een drankje weer op twee brommers naar de herberg, de Burmese Inn.
We krijgen een schattig huisje met airco en Burmese badkamer. D.w.z. de wastafel heeft geen afvoerpijp, de w.c. moet je doorspoelen met pannetjes water en de douche is of kokend of koud. Poepspatten op de tegels. De vloer is van spiegelgladde wandtegels en een gat in de zijkant van de muur voert het water af. Een trekker zou geen overdaad zijn. Maar we hebben een balconnetje en ‘s avonds de sterrenhemel, wat wil je nog meer.
We brengen de hete middag door met schrijven, lezen en wachten op koelte terwijl we voor de ventilator zitten die vooral hete lucht verplaatst. We kijken naar het uitzicht op de 800 meter lange houten brug die naar het Mondorp voert. Zo in de hete middag lopen er maar enkele mensen.
Als het koeler wordt bespreken we een olifantentocht met raften voor de volgende dag. Daarna lopen we de brug over naar het dorpje en weer terug. De brug is tevens wandel, pret en versierzone en we vormen een bezienswaardigheid.
Ik groet vriendelijk een Monvrouw met een mand op haar hoofd. Ze schrikt ervan en mompelt iets, wat Jos voor mij vertaalt als zijnde een bezwering tegen vervloekingen
Halverwege is een soort snackbarretje waar we een biertje drinken. Na de prachtige zonsondergang lopen we het laatste stuk in het donker.
De Burmese Inn zit vol etende toeristen. We eten verrukkelijke Burmese curry’s en kijken naar de sterren.
Dag 6
Vroeg op lopen we naar P’s guesthouse waar we in een longtailboot klimmen. Ze varen ons een tochtje over het stuwmeer langs het Mondorp, de gedeeltelijk ondergelopen Montempel en de dode boomtoppen. Een drijvend huisje wordt door een bootje naar een andere plek getrokken. Verhuizen als een Mon.
Net als we een zijrivier op zullen gaan loopt de vin slecht en tenslotte komen we bij de oever tot stilstand. De jongens sleutelen en bellen. Een groep witte waterbuffels bekijkt ons en gaat weg. Zelfs buffels vinden ons idioten.
Een andere boot komt ons ophalen. We varen de rivier op, passeren een drijvend dorp van Lao’s en gaan tenslotte een oever op. Daar wacht ons een pickup die ons naar één enkele olifant brengt. Het is een kleine olifant. De jongens zijn er dol op, maar ik heb geen idee hoe op het plankje te komen. Eén jongen biedt een knie, de andere trekt me omhoog. Ik huil van onmacht. Als Jos naast me is beland rijdt de olifant ons met de mahout op zijn kop een uur rond. Steeds daalt hij steil af naar een riviertje en plonst er doorheen.Steeds vrezen we van het plankje af te glijden en dood te vallen. Tenslotte komen we bij een brede rivier waar op de oever de gidsen wachten met onze lunch, een zakje rijst, ei, groente. Er is water en één jongen maakt een ananas schoon. De honden eten op wat we over laten. De jongen van de olifant moet een tip hebben, het duurt even voor ik dat begrijp.
Daarna stappen we op het enkelvoudige vlot, waardoor we in het water komen te zitten en worden we in ongeveer een uur weer naar de pickup geboomd.
De rivier is prachtig, ondiep met kleine stroomversnellingen. Een witte vogel vliegt steeds voor ons uit. Het is heerlijk. De jongen van het vlot moet een tip hebben.
Kletsnat stappen we in de pickup en worden naar ons dorp gebracht. De man van de pickup moet een tip hebben. Een avontuur waar ik de rest van de dag van moet bijkomen.
Na een slaapje lopen we in een kwartiertje naar het dorp, waar volop markt is. Ik kan de verleiding van een heerlijk uitziende eetstal niet weerstaan en we eten een bord vol lekkers. Jos ziet ons al doodziek boven de w.c. hangen maar het gaat ondanks de vliegen goed.
Terug in de Burmese Inn denk ik daar niet te kunnen zitten zonder eten te bestellen en onze kamer is nog te warm. We stellen het zolang mogelijk uit, maar tenslotte zitten we elk weer met een bord eten. Het is fantastisch maar we kunnen het uiteraard niet op.
Ik lig om negen uur in bed, uitgeteld.
Dag 7
Weer vroeg op en de eigenaar van de herberg, een zeer lange Oostenrijker, geeft ons een lift naar de bus. Het is de lokale bus met Thaise airco, d.w.z. alle deuren en ramen open. Een Chinese man neemt ons onder zijn hoede, vertelt af en toe iets in het Thais, biedt ons een koekje en een slok drinken aan en tenslotte zegt hij, samen met de rest van de bus waar we er uit moeten.
We stappen na drie uur uit bij het resotel, hoewel dat nog een pittig stukje lopen naar de rivier blijkt te zijn en horen daar dat we een boot moeten huren om bij het floatel te komen. Weer een longtail!
Maar de river Kwai is prachtig met dicht begroeide oevers en het floatel is fantastisch.
We hebben een prachtige kamer met echte badkamer, galerij met tafels en stoelen en een balkon met een hangmat. ’s Avonds staan overal olielampen. We hebben een heerlijk diner met de andere leden van onze nieuwe groep, waarmee we gezellig praten. Daarna een dansvoorstelling van Monmeisjes en muzikanten.
Dag 8
We genieten nog even van het floatel bij het ontbijt. De olifanten tetteren tot we komen om ze te voeren,
daarna lopen we over een wiebelende brug naar de oever waar tusen de bomen een Mondorp is. Niet zo heel spectaculair. We worden begeleid door twee jolige honden. We bekijken de tempel en van een afstand een groot woonhuis. Als we terug zijn krijg ik een gezichtsmassage. Om 11 uur verrtrekken we per longtailboot naar de auto.
Lunch in een dorpje. Ik praat uitgebreid met een jong stel dat een half jaar gaat fietsen door Cambodja en China.
Daarna met de auto naar een stationnetje van de Death Railway, die gewoon openbaar vervoer blijkt te zijn.
Vervolgens bezichtigen we de Bridge waar de trein over heen gaat en die vele malen gebombardeerd is.
Dan volgt de warcemetry waar de gids Fong ons helpt in de lijsten van graven te zoeken naar eventuele overleden nederlanders. We vinden ze en Jos fotografeert hun grafstenen. De keurig getrimde begraafplaats laat niets meer zien van de ellende van de Birmaspoorlijn. Tenslotte het indrukwekkende Jeathmuseum gehuisvest in een nagemaakte barak, met tekeningen, foto’s , kranteartikelen, en aquarellen. Daar zien we hoe het werkelijk was.
Aan het einde van de dag komen we bekaf aan in ons resort met mooie japanse kamer op een eiland. Wat een rust. We eten in het resort.
Dag 9
Om 8.00 uur vertrekken we naar Eremin National Park om de watervallen te bekijken.
Er zijn 7 of 8 niveau’s en het is nogal klimmen, dus wij bekijken niveau 2 en wachten tot het tijd is om verder te gaan. Het boeit ons niet echt. Vandaar een uur rijden voor de lunch die weer heerlijk is. Weer een uur rijden naar de oudste en grootste chedi of stoepa van Thailand. Een enorm bouwwerk, 2200 jaar oud, maar wel een aantal malen gerestaureerd. Het is een gesloten kegel en bevat de as van Boeddha. We lopen er omheen, bekijken een liggende en een staande Boeddha. Ik gooi in 108 bakjes wat muntjes om mijn karma te verbeteren en we gaan na enige tijd weer naar de auto. Het is verschrikkelijk druk op het hele terrein, maar vooral op de toeristische punten, waar ijsjes, snoepjes, ansichtkaarten en relikwieen verkocht worden. Voor de echte religieuze zaken hebben weinig mensen belangstelling.
De laatste rit van deze excursieweek is naar het hotel. Nadat we heerlijk gezwommen hebben gaan we eten op ons fijne marktje. Te moe om terug te lopen nemen we een taxi.
Dag 10
We laten ons met de taxi naar Erewin Shrine brengen. Taxichauffeurs in Bangkok nemen bij een stoplicht even hun gemak er van, vouwen hun benen even in kleermakerszit of lezen een stukje krant. De chauffeur zet ons af bij het hotel met dezelfde naam en na wat rondlopen en overleg met een Canadees echtpaar vinden we het pleintje ter grootte van twee winkels. Omdat daar raadselachtige ongelukken gebeurden werd er een Boeddhabeeld neergezet en vervolgens werd het een trekpleister voor gelukzoekers.Honderden mensen bidden, brengen bloemen en steken wierookstokjes aan. De lucht is om te snijden. Onder een afdakje zitten Thaise danseressen met mooie kleren en schitterende make up en drie muzikanten. Iedere keer als iemands wens vervult is geeft hij geld en dansen en zingen de meisjes vijf minuten. Daarna kletsen ze weer over kleren, jongens en waar meisjes nu eenmaal over praten.
Je kunt je besprenkelen met heilig water, maar pas op, doe dat buiten het bassin, zodat je niet jouw ongeluk in het water teruggooit.
Ook kun je vogeltjes vrij kopen. Als onze ogen pijn doen van de wierooklucht lopen we verder.
We worden aangeklampt door drie schattige meisjes die vragen of we een enquete willen invullen. Het zijn vragen over toerisme.
Daarna gaan we met twee van hen op de foto en tenslotte krijgen we elk een prachtige roos. Deze zet ik later in een vaas bij een Boeddha. We drinken een cola en sprite op een marktje en lopen een tempel binnen. Prachtige muziek, mensen offeren bloemstukjes die later weggehaald en weer verkocht worden. Er loopt een hond rond die zich op een ‘gebedsplankier’ uitgebreid gaat zitten likken.
We gaan lopend naar het Jim Thomsonhuis waar we eerst een expositie bekijken ’tied together’ over weefwerk bij verschillende stammen. Daarna de rondleiding door het huis langs de vele kunstschatten.
Warm en vermoeid lopen we een Tesco warenhuis binnen, airconditioned en vol met luxe eten. Dikkere, rijkere en beter gekleedde Thai dan je normaal tegenkomt eten zich daar een buikje.
Doodmoe rijden we naar het hotel om te zwemmen en te rusten.
We eten in de buurt, maar de andere kant op als anders, bij de bloemenmarkt.
Het zesjarige jongetje van de kokkin of de serveerster brengt ons vol enthousiasme een engelse menukaart. Ongelooflijk eigenlijk, als je kijkt dat we aan opklaptafeltjes zitten op plastic krukjes zomaar ergens op straat, terwijl er gekookt wordt op een butagasje. Water in aluminium kroezen vol ijsblokjes met een rietje geserveerd. Eerst waren we bang om op zo’n plek water te drinken, maar het schijnt allemaal in orde te zijn.
Het eten, vrij vertaald van de kaart ’wat de pot schaft’ is weer heerlijk en het stralende kindje dat ons probeert te vermaken maakt het helemaal af.
Dag 11
We hebben ons gisteren door het reisbureautje een hotel laten reserveren in Cha’am en gaan redelijk vroeg met de taxi naar het zuidelijk busstation. Net al in veel andere auto’s is de binnenkant van het dak beschreven met thaise teksten die zo te zien heilige teksten zijn die waarschijnlijk bezweringen bevatten om de chauffeur veilig door het verkeer te loodsen. Een stap uit de taxi pakt een man de tas van Jos en holt er na een vraag mee naar een bus verderop, het blijkt inderdaad de bus naar Cha’am te zijn , maar aangezien we nog een kwartier moeten wachten begrijpen we de haast niet. De drukke man is de kaartjeverkoper. Het is de wat duurdere aircobus. Geef ons maar de gewone bus. Het is nog best een lange rit, langs afwisselend rijstveldjes, wegwinkels, rubberplantages.
We stappen uit en nadat we wat gedronken hebben houden de brommermannen een pickuptaxi voor ons aan en leggen met tien man sterk onze vier stuks bagage in de auto.
Jos gaat in de bak en ik voorin wat de chauffeur op gejoel komt te staan. Kennelijk is de chauffeur nu een bevoorecht man. Door een fout in de boeking moeten we heel wat bellen maar uiteindelijk krijgen we de mooiste van het hotel met uitzicht op zee en het zwembad.
De dag gaat voorbij met eten en strandstoelen.
Dag 12
We kunnen na het bizar grote ontbijtbuffet nog net twee strandstoelen veroveren onder een boom. Het strand is openbaar en het krioelt er van de verkopers. Doeken, sjaals, tasjes, sieraden, houten olifanten, bamboeautoos, kamerjassen en grote reistassen komen voortdurend voor ons langs. Achter ons massagetafels met een stel stevige vrouwen die ons massages willen verkopen. De zee is wild van de wind.
Dag 13
Vroeg op om strandstoelen te reserveren. Als we ons geinstallleerd hebben blijkt naast ons een gepensioneerd echtpaar te zitten dat pas een paar dagen in Thailand is.
Zij koopt: een sjaal, een afschuwlijk wandkleed met een draak, een doek, een kamerjas, een sieraad en als we weg gaan is ze aan het onderhandelen over een radio in de vorm van een auto. De jongen die een tas wil verkopen blijft roepen:’cheap, cheap’.
Jos en het echtpaar hebben een gesprek dat uitsluitend gaat over wat waar kostte.
We maken een wandeling langs het strand naar een ander eettentje dat geheel beheerst wordt door verkopers in Karen klederdracht. Nieuw is daar een jongen met een varaan op zijn arm.
Bij eb leeft het strand. Krabben handgrooot tot speldeknopklein schieten weg voor onze stampende voeten.Wormen hebben hun sporen achtergelaten. Slakkehuisjes lopen op de poten van heremietkreeftjes.
Kinderen maken ritjes op huurpaarden.
Dag 14
Om de strandverkopers te vermijden zitten we de hele dag bij het zwembad. Jos maakt een wandeling.
Dag 15
Na het ontbijt vertrekken we, opgelucht het resort en de scandinaviers achter te laten. Een gewone taxi brengt ons naar de bus, die 2 euro goedkoper is dan op de heenweg en er korter over doet.
Lekker we zijn weer terug in Bangkok, in het ons al vertrouwde hotel.
We laten ons daarna naar Chinatown brengen waar we heerlijk over de indiase markt lopen, de Sikhtempel even binnengaan, een snackje eten bij een wagentje en een klein stukje Chinatown zien. Opwindend.
Tegen de avond lopen we naar de markt waar we weer eten op ons heerlijke plekje.
Dag 16
We laten ons door een onwillige taxichauffeur vervoeren. Al onze pogingen uit te leggen waar we nar toe willen stranden op zijn onvermogen ons te verstaan of te begrijpen. Bij een drukke markt gooit hij ons er uit en pikt gelijk weer mensen op, de sluwerd. Meteen worden we aangesproken door een tuk-tuk driver die ons: ‘show you everything for ten baht’ aanbied, jaja we weten wat dat inhoudt.
Vandaar is het nog vijf minuten lopen naar het museum waar ik naar toe wil, maar helaas lopen we op raad van de tuk-tuk driver te lang de verkeerde kant op. Doodmoe en verhit stappen we opnieuw in een taxi. Deze wil ons wel brengen als we eerst Thai centre helemaal bekijken. Nee dus. De volgende brengt ons naar het gewenste adres: een paleis van de kleinzoon van Rama V en zijn vrouw. Acht teakhouten huizen vol kunstvoorwerpen rond een mooie tuin. Bovendien in het nieuwe hoofdgebouw keramiek uit de prehistorie. Ik bezichtig een gedeelte en rust heerlijk uit op de veranda van een van de huizen, terwijl Jos de markt afstroopt voor kleren.
We eten in de buurt van het paleisje in een vissnackbar om bij te komen van de hitte. Tot mijn verrassing heb ik mosselen besteld. Heerlijk.
In het hotel zwem ik een poos en daarna lopen we bij toeval een buurtje in waar we heerlijk op een terrasje het straatleven kunnen bekijken. bij het genot van een biertje.
Een kind leert fietsen, een jongen moet met de tuk-tuk zijn broer en diens vriendin wegbrengen. Maar eerst moet er geduwd worden. Wagentjes met fruit, dure auto’s en steeds dezelfde jongen met een mooi tshirt passeren ons. Een oude vrouw komt lege flessen weghalen een man met een kar met rommel verkoopt twee lampjes aan het hulpje van het andere restaurant. De kok wast de vaat van het middageten af. Naast ons in een donkere ruimte klinkt Boeddhistische muziek. We krijgen gekookt water en ijsklonten op tafel om te drinken. Een zwarte kat wordt bij de vis weggejaagd. Een mooie meid op een brommer probeert iemand op een bovenverdieping wakker te schreeuwen. We eten verrukkelijke vis, keurig gefileerd.
Dag 17
Onze laatste dag. de onvermijdelijke taxi brengt ons naar het ‘Grand Palace’
zeker honderd grote bussen staan daar geparkeerd. Jos koopt een kaartje en gaat naar binnen voor een uurtje, ik blijf in een koel barretje wachten aangezien ik het allemaal al een keer gezien heb.
Daarna laten we ons naar hotel The Oriental vervoeren. Dit is ‘s werelds beste hotel. We drinken thee op het prachtige terras aan de rivier, vinden het terras van Shangri La mooier en drinken veel van het water dat voortdurend bijgevuld wordt.
Door de ‘writer’s wing’ waar honderd jaar geleden Somerset Maugham vrienden ontmoette en de rieten stoelen staan alsof ze straks terugkomen lopen we naar de lobby. We zitten daar nog een uur gratis alles te bekijken. De lobby is echt prachtig. Bij de voordeur staat vier mens personeel om de deuren open te houden voor gasten, er is een monumentale trap en het meubilair is van een kwaliteit die nergens meer ziet, evenals het gigantische bloemstuk dat er verser dan vers uit ziet.
Op een van de banken zit zo’n mevrouw waarvan je alleen maar kan dromen. Oud, deftig gekleed, sigarettenpijpje, pruik en een glas whiskey. Mijn god, wat kijkt dat mens hooghartig. Het glas staat er voor de show, want ze drinkt geen slok. Ze zit daar als een Hyacinth duidelijk te wachten tot er iemand binnen komt die ze herkent en waar ze zich aan vast kan klampen om haar status te verhogen. Niet gelukt in de tijd dat wij daar zitten. Integendeel: de mensen die binnen komen hebben ongetwijfeld geld, maar je ziet het aan de meesten niet af.
We vertrekken, lopen wat rond in de buurt en komen tenslotte in een straatje waar we wat sateetjes eten met kleefrijst.
Een laatste keer zwemmen in het hotel, de laatste keer eten in het buurtje van de vorige dag, alles staat in het teken van afscheid. ‘Volgend jaar weer,’ zeggen we tegen elkaar.
De lange wacht op het vliegveld, de lange vlucht.
Dag 18
We landen tegen vijf uur ‘smorgens. De afschuwlijke tocht door het donker met de trein naar huis. Wat is Nederland grauw. Ik haal de kinderen van de buurvrouw uit de creche eind van de middag en kom weer terug op de wereld.